Doel: komen tot een gedeeld begrip van ruimtelijke kwaliteit en tot nieuwe inzichten in het beoordelen en borgen ervan tegen de achtergrond van de vele transities waar we middenin zitten. In dit tweede deel van het reisverslag leest u over de oogst: welke lessen heeft de reis opgeleverd?
Op de negen uiteenlopende locaties werd geluisterd, geleerd en besproken wat initiatiefnemers drijft als zij hun eigen leefomgeving vormgeven of willen verbeteren, en waar ze tegenaan lopen. De oogstrijke reis ging van de Sallandse Heuvelrug via Olst/Wijhe en Zwolle naar Flevoland en eindigde op de nieuwe Marker Wadden. Nederland is in beweging, maar worstelt ook met de praktijk van alledag. Hoe geven we ruimtelijke kwaliteit vorm in een land dat vol zit met regels en waarbij transities veel onzekerheden met zich meebrengen? In dit verslag zijn de belangrijkste bevindingen van deze reis opgenomen.
Beoordelingscanvas in de praktijk
Het betrof geen vrijblijvende trip; de deelnemers kregen de opdracht de bezochte locaties voortdurend kritisch te beoordelen op gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Een zogenoemd ‘Beoordelingscanvas Ruimtelijke kwaliteit’ was als bijlage aan de reisgids toegevoegd (zie deel 1 Reisverslag). De inzichten zijn verzameld en worden door MooiNL meegenomen als bouwstenen voor een nieuwe Nota Ruimte. Ze vormen bouwstenen die oproepen tot principes, beslissingen en condities die vanuit de ruimtelijke ordening nodig zijn om de grote transitieopgaven (o.m. klimaat, landbouw en energie) met kwaliteit vorm te geven. Vooruitlopend hierop zetten we als schot voor de boeg de belangrijkste lessen hieronder op een rij.
1. Denk toekomstgericht, maar houd plannen wendbaar
We leven in tijden van verandering. Het is moeilijk om meer dan tien jaar vooruit te kijken. Tegelijkertijd weten we zeker dat een langetermijnvisie in het ruimtelijke domein nodig is. Zo worden bijvoorbeeld huizen voor een periode van meer dan dertig jaar gebouwd. Nadenken over de toekomst is dus noodzakelijk, hoe onzeker die ook is. Veel veranderingen kondigen zich ook aan, of zijn al ingezet. Denk aan klimaatverandering, gewijzigd materialengebruik en technologische veranderingen. Zaak is dus om wendbaar in ruimtelijke planvorming te zijn door voldoende flexibiliteit in te bouwen. Geen grote blauwdrukken, maar uitgewerkte transitiepaden. Zo kun je met scenario’s ‘mee-ademen’ bij ruimtelijke keuzes.
Op de Sallandse Heuvelrug werd duidelijk dat veel partners die verantwoordelijk zijn voor het beheer van dit Natura2000-gebied behoefte hebben aan vergezichten. Het helpt als je met elkaar gezamenlijke ambities deelt en van daaruit bespreekt wat de opgaven zijn, wie daaraan kan werken en welke condities (voor beleid) nodig zijn om succesvol te zijn. Deze manier van denken en samenwerken brengt eigenaarschap en verantwoordelijkheid in het gebied met zich mee. De ervaring in Salland maakt tegelijk wel duidelijk dat overheden hier nog stappen in kunnen zetten. Waar het gaat om de natuur ligt de focus nog vaak op het verleden en het nu. Hoe kunnen we ook in deze sector toekomstgericht handelen? Hoe kunnen we in beeld brengen wat bijvoorbeeld klimaatverandering betekent voor de bescherming van onze natuur, flora en fauna en biodiversiteit? Hoe ziet Natura 2100 eruit en welk transitiepad hoort daarbij?
2. Laat beleid bewegen
Beleid helpt om nieuwe initiatieven te begeleiden en realiseren, maar kan ook in de weg staan. Zeker als de context waarin het is verankerd eveneens sterk verandert. Ingrijpende ontwikkelingen, zoals klimaatverandering of de grondstoffentransitie, leiden tot nieuwe afwegingen over de inrichting van onze ruimte. Beleid kan hierbij soms belemmerend werken. Veel materialen worden bij hergebruik niet als grondstof gezien, maar als afval. Dat soort situaties zijn nu vaak een “sta-in-de-weg” voor de circulaire economie. In de bebouwde omgeving gelden ook vaak regels die transities vertragen of belemmeren. Dat deze praktijk best lastig is, zag het gezelschap in de circulaire woonwijk in Olst. Hier wordt een aansluiting op elektriciteitsnetwerk verplicht gesteld, ook al is die niet nodig omdat de wijk geheel zelfvoorzienend wil zijn. Is het mogelijk in deze situaties beleid te laten meebewegen, en opnieuw de afweging te maken tussen toekomstwaarde en functionaliteit?
3. Erken en acteer in een nieuwe realiteit
Transities vinden momenteel veel, ingrijpend en op verschillende niveaus plaats. De markt laat zien op veel terreinen snel met nieuwe oplossingen te kunnen reageren. Belangrijk is dat de ook de overheid, alsmede private investeerders, op deze wijzigende omstandigheden gaan inspelen. Proactief handelen is dus geboden. Zo zien we overal in Nederland goede initiatieven ontstaan voor de toepassing van biobased materialen in de bouw. Het reisgezelschap was in Wijhe getuige van de formele ondertekening van de Green Deal-coalitie ‘Biobased bouwen in Salland’. De ervaring van deze ketenpartners is dat biobased bouwen een andere manier van ontwerpen en bouwen uitlokt. Er is sprake van kortere ketens en nieuwe afspraken over levering en afname (‘van land tot pand’) en continue aandacht voor de prijsvorming en risico’s. Dit vraagt om wijzigingen in de bouwketen. Maar we zien dat producenten en bouwers elkaar in allianties steeds beter vinden, en ook de banken spelen hierop in. De Rabobank in regio Salland heeft bijvoorbeeld al stappen gezet en neemt biobased bouwen mee in de hypotheekvorming. Kortom: één transitie leidt tot een cascade van meerdere aanpassingen elders.
4. Ontkoker budgetten en geef ze gebiedsgericht vorm
We zien dat bestaande regels niet altijd meer passen bij innovatieve veranderingen of functioneren bij nieuwe samenwerkingsvormen. Dat geldt zeker vaak voor financiering, op alle schaalniveaus. In de praktijk blijkt het moeilijk om financiering vanuit het ene schaalniveau te koppelen aan het andere. Budgetten krijgen vaak slechts een enkele doelstelling mee. Een biodiverse tuin kan bijvoorbeeld niet worden gefinancierd uit het potje gezondheid, terwijl het wel een gezonde leefomgeving oplevert. In het licht van de grote opgave voor duurzame verstedelijking levert deze verkokerde manier van financiering risico’s op: groenprojecten in stad kunnen niet gefinancierd worden vanuit de lopende budgetten voor woningbouw. En andersom: met middelen vanuit de versterking van het landelijk gebied, kunnen groene projecten in de stad niet worden bekostigd. Er is een doorbraak nodig om deze werelden dichter bij elkaar te brengen. Het bezochte stationsgebied in Zwolle laat zien welke enorme potentie er in de buitenruimte bestaat om water op te vangen en te bergen. En het toont aan hoe budgetten van mobiliteit, stedelijke ontwikkeling en waterbeheer wel samen tot slimme oplossingen kunnen leiden. Financiering van deze transitie was gebiedsgericht vormgegeven en langjarig in beheer verankerd. Deze aanpak lijkt een panacee voor de verduurzaming van de ruimte.
5. Durf ruimte te geven en te nemen en ga experimenteren
De bezochte projecten zijn lichtende voorbeelden van mensen, groepen of bedrijven die nadrukkelijk hun koers hebben gewijzigd. Er is buiten de lijntjes gekleurd en vaak wordt een droom of visie nagejaagd. Voor een werkelijk inspirerende verandering is een persoonlijke inzet en het geloof in een goed idee onmisbaar. Zonder die begeestering zou een wijk als Olstergaard nooit zijn gebouwd. Ruimte geven aan lef is een wezenlijke prikkel voor de noodzakelijke transities in het ruimtelijke gebied. Er zal daarbij steeds een combinatie moeten worden gezocht van voldoende fysieke en regelarme ruimte en het ondersteunen van initiatieven en plannen door beleid en budgetten (inclusief subsidies). Het startpunt van deze projecten ligt vaak bij individuen, groepen of organisaties met een unieke wens. De ontwikkeling verloopt veelal langs alternatieve routes (buiten beleidskaders). De overheid speelt hier niettemin toch ook vaak een ondersteunende rol in. Zo zou het Ecodorp Aardehuis er misschien nooit zijn gekomen zonder een enthousiaste wethouder die ruimte aanbood. En waren de Marker Wadden er nooit gekomen als de projectleiders van Natuurmonumenten zich daar niet sterk voor hadden gemaakt. Het laat zien dat er naast initiatiefnemers ook professionals nodig zijn die ruimte willen bieden aan experimenten. Experimenten en innovaties zijn dus in belangrijke mate mensenwerk.
6. Deel kennis, ervaringen en best practices
Veelal ontberen burgers en ondernemers die zelf gaan ontwikkelen de noodzakelijke kennis en ervaring. Daarom is het vinden van goede partners van grote waarde. Bij de inrichting van landgoed Noordmanshoek in Wijhe konden de initiatiefnemers een beroep doen op kennis van de regelgeving vanuit oud-medewerkers van de gemeente, wier inzet door de gemeente wordt ondersteund. En bij de landschappelijke inpassing van de batterijopslag GIGA Buffalo, de grootste energieopslag van Nederland, uitgevoerd door energiemaatschappij Giga Storage, wordt het inhuren van een landschapsarchitect overwogen om ruimtelijke kwaliteit te vergroten.
Marjolein Jonker, ambassadeur en frontvrouw van de Tiny House-beweging in Nederland is er ook een sprekend voorbeeld van. Zij liet een Tiny House bouwen op een eigen kavel in Olst, dat het reisgezelschap ook bezocht. Vanuit haar missie om mensen bekend te maken met de filosofie achter de beweging en het wonen in de duurzame kleine huisjes heeft zij van haar woning een kenniscentrum gemaakt en van haar ervaring als bewoner en bouwer een businessmodel. Ze biedt zichzelf aan om kennis (betaald) te delen.
Belangrijk is dat we van elkaar blijven leren hoe we omgaan met transities in relatie tot de vormgeving van ruimtelijke kwaliteit, stelt Hanna Lára Pálsdóttir van MooiNL: “Op Pad met Vitruvius heeft veel goede voorbeelden laten zien. Nog te weinig leggen we systematisch vast welke ervaringen zijn opgedaan, wat gaat goed en wat kan beter? We zullen meer kennis nodig hebben en moeten delen in onze netwerken. Juist door kennis te delen worden ervaringen verwerkt, gedeeld en verrijkt. Voorheen haalden we daarbij het principe van een olievlek aan. Anno 2023 is de vergelijking met stuifmeel wellicht passender.”
7. Zet gebiedsgerichte dialoog voorop
Ruimtelijke kwaliteit draait uiteindelijk om het maken van ‘goede plekken’. Op plekken met een hoge kwaliteit is vaak een synergie gevonden tussen de drie Vitruvius-waarden belevingswaarde, gebruikerswaarde en toekomstwaarde. Voor het bereiken van dit doel bestaat geen standaard besluitvormingsprocedure. Succes staat of valt bij een gebiedsgerichte dialoog waarin de direct betrokkenen en (toekomstige) gebruikers van het gebied centraal staan. Hun betrokkenheid – en bevlogenheid – is essentieel.
Bij het bezoek aan de duurzame woonwijk Olstergaard in Olst waren potentiële huurders en kopers vanaf het begin betrokken bij het stedenbouwkundig plan. Er was sprake van een socratische manier van leiderschap: een platte organisatie, waaraan iedereen bijdraagt. Het gevolg van die manier van werken was dat er zichtbaar meer draagvlak was ontstaan voor keuzes bij de inrichting van een wijk. Ook is er nu een sterker sociaal netwerk omdat men elkaar tijdens het proces echt goed heeft leren kennen. Er is bovendien meer ruimte om eigen initiatieven in te brengen, waardoor de openbare ruimte beter benut wordt en in gebruikswaarde beter aansluit bij de wensen van omwonenden.
8. Overheden, ondersteun particuliere initiatieven
De relatie tussen veranderprojecten en de overheid is vaak in meerdere opzichten complex en moeizaam. Initiatiefnemers moeten nog veel moeite doen om de goede ruimtelijke ordeningsprocedures te doorlopen, steun te vinden bij de juiste personen en het goede loket weten te vinden voor ondersteuning. Belangrijk is dat overheden openheid geven, benaderbaar zijn en actief meedenken aan nieuwe initiatieven én deze ondersteunen waar mogelijk.
Op het Zwolse bedrijventerrein Hessenpoort werkt de gemeente actief mee met een coöperatie van landeigenaren die hun eigen windparken willen realiseren. Het levert een intensief samenspel op waarbij regelgeving enerzijds en een goede samenwerking in de omgeving (met het bedrijventerrein en de agrarische ondernemers) anderzijds elkaar positief beïnvloeden. De overheid heeft in dit soort situaties vaak wel verschillende rollen te spelen. Voor initiatiefnemers is het niet altijd even makkelijk om deze rollen van elkaar te onderscheiden. Open lijnen en directe communicatie, ook via het aanstellen van zogenaamde account- en omgevingsmanagers, bevordert de relaties. Het voorkomt frustratie en zorgt ervoor dat projecten daadwerkelijk van de grond komen.
9. Wees koersvast en werk door de schalen heen
De rol en betekenis van de overheid, op verschillende schaalniveaus, blijft onverminderd noodzakelijk. Bij veel van de bezochte locaties wordt duidelijk dat een standvastige en toekomstgerichte politieke koers sturend én ondersteunend kan zijn voor soms langlopende en ingrijpende transitieprocessen.
Zwolle laat volgens Wouter Veldhuis, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving, zien hoe het moet. Daar bouwen achtereenvolgende colleges voort op beleid en wordt er goed invulling gegeven aan lange termijnambities. Ook de samenwerking en afstemming tussen verschillende overheden (tussen de schaalniveaus) blijft zeer belangrijk. “Alleen zo kan immers een goed vervlochten ruimtelijke kwaliteit op alle schaalniveaus én (bijvoorbeeld) de leefbaarheid van onze steden worden bereikt”, stelt Hanna-Lára Pálsdóttir van MooiNL. De rijksoverheid dient dus goed op de hoogte te zijn van lokale en regionale opgaven. “Om dat te zekeren is nog veel meer uitwisseling nodig tussen Rijk, provincies en gemeenten”, vult Errik Buursink aan, zelf rijksambtenaar en betrokken bij het opstellen van de Nota Ruimte. De netwerkopbouw en kennisuitwisseling kunnen daartoe een stuk intensiever worden, echter zonder te verzanden in een formele en vertragende procedures.
10. Slim koppelen, stapelen en vervlechten
Om de vele opgaven die nu spelen in het land tot concrete projecten met ruimtelijke impact te brengen is een aantal goed doordachte acties en afwegingsprincipes nodig. Daarbij moet voortdurend rekening worden gehouden met de schaarse ruimte. Slim koppelen, stapelen en vervlechten van opgaven, liefst in een vroeg stadium, is essentieel. Dit voorkomt dat er geld en inzet verspild worden door achtereenvolgende veranderprojecten. Stapelen en vervlechten van projecten leidt ook tot meervoudige waardevermeerdering, gezonde economische modellen en efficiëntere invulling van schaarse ruimte. Stapeling leidt vaak wel tot meer complexiteit. Om in dit soort situaties trefzekerder te kunnen optreden is het verstandig om te investeren in zorgvuldig en goed (ontwerpend) onderzoek, verkenning en een geduldige dialoog met veel partijen.
We zagen dat de gemeente Zwolle samen met het College van Rijksadviseurs een prijsvraag heeft uitgeschreven om biobased bouwen in het centrum van de stad mogelijk te maken, en dat veel ruimte in deze fase is geboden aan uitgebreid ontwerpend onderzoek. Deze aanpak helpt, en maakt aan de voorkant zichtbaar hoe kwaliteit kan worden versterkt.
11. Ga uit van een breed welvaartsbegrip
Eén van de belangrijke factoren in de afweging van veel innovaties en ontwikkeling is de economische waarde. Geld of cashflow op korte termijn blijkt vaak een belangrijke drijfveer te zijn voor ontwikkeling. We stellen vast dat bij veel projecten nog met een beperkte definitie van toegevoegde waarde wordt gewerkt. Het gaat dan om het in zo kort mogelijke tijd willen terugverdienen van een investering. “Een gemiste kans”, volgens Pallas Agterberg, Challenge Officer bij Alliander. “We kunnen in veel initiatieven veel meerwaarde creëren als we zorgvuldiger inspelen op de kwaliteit van het landschap, de effecten van een project op biodiversiteit of de kansen die maatregelen hebben om mensen meer met elkaar in contact te brengen.” Door slimmer functies te combineren ontstaat meer ruimtelijke kwaliteit, en ook een positiever effect op de brede welvaart. En dit effect heeft op de lange termijn ook een positieve economische waarde.
12. Creëer meervoudige waarde in de landbouw
Veel transities hebben ingrijpende effecten op het landelijk gebied. Dat deel van ons land zal ingrijpend gaan veranderen in aanzien en gebruik. Het is van belang om in die beweging de ruimtelijke kwaliteit te versterken: hoe kan het verstevigen van de landschappelijke structuur samengaan met het verbeteren van de biodiversiteit en hoe kan water/bodem meer sturend zijn?
Ecologe Louise Vet stelt dat de beweging van de landbouwsector en individuele boeren richting sharing moet gaan: het delen van grond met andere waarden en bestemmingen; meervoudig ruimtegebruik. Cruciaal is daarbij hoe deze transitie voor boeren aantrekkelijk gemaakt kan worden. Hoe kunnen voor hen nieuwe en geloofwaardige, alternatieve perspectieven worden gegenereerd? Dit zodat boeren ook na de noodzakelijke veranderingen weer verder kunnen.
Deelnemers aan de reis toonden zich enthousiast over de oproep tot meer groen-blauwe dooradering: op een gebiedseigen en fijnmazige manier groen (heggen, stroken, etc.) en blauw (beekjes, poelen, etc.) realiseren in combinatie met het terugbrengen van landschapselementen - denk aan de aanleg van bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers of houtwallen. Op deze manier ontstaat een win-winsituatie voor natuur, watersystemen en landschap.
13. Geef gebiedsgericht vorm en zet ontwerpend onderzoek in
De reis heeft een reeks van inspirerende ‘het kan wél-projecten’ laten zien. Bij alle projecten was sprake van de combinatie van verlangen, nut en noodzaak. Die elementen zijn essentieel in het slagen ervan. Ook de koppeling van omgeving en een bepaald schaalniveau is belangrijk gebleken. Het gaat dan vaak om het (beter) verbinden van gebieden en initiatieven en dus om het leggen van ‘lijntjes’ daartussen. Ruimtelijke kwaliteit vormgeven betekent uiteindelijk een dialoog inrichten, tussen de gebruikers van het gebied: mensenwerk dus. De opgaven die transities met zich meebrengen, komen in een gebied samen en kunnen daar het beste vormgegeven worden, waarbij ze onderling wedijveren om aandacht. De gebruikers kunnen hierbij erg geholpen worden om ontwerpend onderzoek als instrument in te zetten. Verbeeldingskracht helpt om opgaven toekomstgericht te maken en in onderlinge samenhang in beeld te brengen, en daardoor partijen te inspireren en te verbinden.
Volgende stap: handreikingen op gebiedsniveau en toekomstbeelden
Programma Mooi Nederland werkt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit, tegen de achtergrond van de vele transities die spelen. MooiNL-manager Gido ten Dolle: “Op Pad met Vitruvius heeft geleerd dat er veel energie zit in de regio en vooral in specifieke gebieden. Overal in Nederland wordt dagelijks met passie en energie gewerkt aan het vormgeven van ruimtelijke kwaliteit. MooiNL bevordert dit door ervaringen en best practices te bundelen en te delen, en werkt zo aan bovenstaande lessen. Dit najaar (2023) zal het programma concrete toekomstbeelden opleveren die richting geven aan hoe ruimtelijke kwaliteit kan worden versterkt tegen de achtergrond van de transities. Het levert acht handreikingen aan hoe daar in gebieden op in te spelen. Deze dertien lessen zullen hierin worden verwerkt.”
Tekst: Marieke Berkers & JaapJan Berg
Fotografie: Marieke Kijk in de Vegte