Onderweg sprak de groep met bewoners, initiatiefnemers en beleidsmakers over hun leefomgeving. Doel: op zoek gaan naar ruimtelijke kwaliteit, en de manieren verkennen waarop mensen deze in de praktijk kunnen brengen, tegen de achtergrond van de grote transitieopgaven. De inzichten en beoordelingen op locatie vormen input voor de handreikingen die MooiNL ontwikkelt in aanloop naar de nieuwe Nota Ruimte. In dit eerste deel van het reisverslag leest u over het belang van ruimtelijke kwaliteit en hoe deze invulling kan krijgen op elk schaalniveau in heel Nederland.
De definitie van ruimtelijke kwaliteit varieert al naar gelang je verschillende partijen of belanghebbenden ernaar vraagt. Is het bijvoorbeeld een einddoel, een ambitie of modus operandi? Met onder meer die vraag maakte deze Mooi NL-partnergroep een driedaagse wandeling langs negen locaties in Overijssel en Flevoland. Elk van de locaties markeerde één of meerdere thema’s van de drie leidende perspectieven van de nieuwe Nota Ruimte: Landbouw en Natuur, Leefbare Steden en Regio’s en Ordenende netwerken voor Energie en Circulaire Economie. De resultaten van de reis leveren input op voor de acht ontwerpend onderzoeken naar handelingsperspectieven op gebiedsniveau die MooiNL dit najaar uitbrengt. De Nota Ruimte treedt 2024 in werking.
Vitruvius-bril
De Op pad met Vitruvius-wandeling bood vele nuttige inzichten vanuit de praktijk voor het RO-beleid, maakte inspirerende vergezichten zichtbaar én leidde tot diepgravende dialogen over de definities, waardes, principes en toepassingen van ruimtelijke kwaliteit. Volgens de Romeinse architect, ingenieur en auteur Vitruvius (1e eeuw voor Chr.) draait ruimtelijke kwaliteit om een balans tussen functionaliteit (utilitas); duurzaamheid (firmitas) en schoonheid (venustas). De nationale ruimtelijke ordening benut deze driedeling al een paar decennia en Mooi NL brengt ze nu opnieuw praktisch verder. Ruimtelijke kwaliteit wordt gezien als een samenhangend geheel waarbij belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde in synergie en in samenhang elkaar versterken.
Hanna Lára Pálsdóttir, co-organisator namens MooiNL: “Met Op pad met Vitruvius hebben we mensen bij elkaar gebracht die van betekenis kunnen zijn voor de ruimtelijke inrichting van het Nederland van morgen. Dit is een groep mensen die integraal naar de opgaven kijkt. Wij nodigen vervolgens iedereen uit om de Vitruvius-bril op te zetten. Daarmee is het mogelijk om de (sectorale) opgaven integraal te bekijken en in samenhang te realiseren. Een plek is waar alle opgaven samenkomen. Wat vraagt die plek? Wat is er en wat kan, mag, moet blijven of is gewenst op die plek? En wie bepaalt dat? Met die premisse nodigden we partners en initiatiefnemers in het ruimtelijke domein uit om een stuk ‘met Vitruvius’ mee te wandelen”.
Leidende coalitie aan de slag
Bij de start van Op pad met Vitruvius kregen deelnemers een reisgids met daarin per locatie een in te vullen beoordelingscanvas, voortbouwend op de eeuwenoude principes van Vitruvius. Het canvas bestond uit een meet- en afwegingskader waarin de drie Vitruviaanse waarden worden afgezet tegen economische, ecologische en maatschappelijke belangen (brede welvaart). Ook zijn ze gerelateerd aan de afwegingsprincipes uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI): gerichtheid op combinaties van functies, aandacht voor de kenmerken en identiteit van een gebied en het voorkomen van afwenteling. De gelaagde opzet van het canvas daagde de deelnemers zo uit om ruimtelijke kwaliteit breed te doordenken.
Renson van Tilborg, co-organisator namens MooiNL: “Het canvas is een middel, een praktische KwaliteitsKit. Het doel is om in de praktijk te kijken hoe het wel of niet lukt om ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Welke afwegingsprincipes spelen er, is er ontwerpend onderzoek ingezet, is er formeel of informeel instrumentarium toegepast? Al oefenend op de negen uiteenlopende locaties willen we tot een gedeeld begrip van ruimtelijke kwaliteit komen en tot nieuwe inzichten in het beoordelen en borgen ervan. We zien het als het begin van een lange reis, de transitie is immers nog maar net begonnen en Nederland is nooit af.”
Actieve verbinders
De vraag naar de waarde van proceskeuzes kan vaak pas worden beantwoord wanneer de deelnemers echt doorvragen. Gebeurt dit niet dan bestaat de kans dat de opbrengst van locatiebezoeken als deze, slechts bij vluchtige waarnemingen blijft. Daarom waren speciaal aangewezen reisleiders en kwaliteitsluisteraars aan het gezelschap toegevoegd. Zij nodigden zowel de deelnemers als vertegenwoordigers op de locaties voortdurend uit tot een kritische dialoog. Deze aanpak bracht scherpe leerpunten en uitgesprokener opinies op tafel. Een meester in dat doorvragen bleek stedenbouwkundige Sandra van Assen te zijn. Zo bleek, onder meer, in een gesprek met Ilse Sijtsema, parkmanager van industrieterrein Hessenpoort in Zwolle. Het gesprek vond plaats in een zonnepark dat op initiatief van plaatselijke ondernemers is aangelegd. Het grenst aan een zone met hoogspanningsmasten die ligt in gebied waar niet gebouwd mag worden. De ondernemers waren geprikkeld door de vaststelling dat ze met de huidige energievoorzieningen op termijn nooit de doelstelling van ‘uitstoot nul’ zouden kunnen bereiken. Wilden ze hun onderneming duurzaam kunnen voortzetten, dan moeten ze anders omgaan met energie. Het zonnepark is het resultaat van die conclusie.
Van Assen vroeg bij het horen van dit verhaal nog even door. “Wat was belangrijk om het idee een stap verder richting realisatie te brengen?”. Sijtsema: “Dat is heel eenvoudig. Ik neem de telefoon op, zet mensen bij elkaar aan tafel en weet bij overheden, zoals gemeente en provincie, de juiste personen te activeren”. Als actieve verbinder in de rol van parkmanager blijkt zij dus van grote waarde bij het initiëren en op gang houden van een project als dit. “Met al haar kennis uit het veld zou ze zelfs nog een stapje verder kunnen gaan”, vond Van Assen. “Ze zou een gemeente kunnen adviseren om de Nota die ten grondslag ligt aan de welstandstoetsing aan te scherpen bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van vergroening en biodiversiteit.”
Verhogen van kwaliteit is mensenwerk
In het kader van Op pad met Vitruvius sloot ook Minister Hugo de Jonge, verantwoordelijk voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan bij het programma in Zwolle. Dat bezoek begon met het leegspuiten van een enorme tank vol water. Zo werd geïllustreerd hoe het vernieuwde stationsplein als een spons fungeert bij hoosbuien, een fenomeen waar we door de klimaatverandering steeds vaker mee te maken krijgen. Gedurende de route naar de binnenstad sprak de minister met wethouder Dorrit de Jong en gedeputeerde Bert Boerman over andere urgente opgaven in stad en provincie, zoals de complexe waterhuishouding.
Er waren ook dilemma’s. Zoals bij de woonblokken en inrichting van Het Kraanbolwerk, een woonwijk aan de noordkant van het historische centrum. De kwaliteit van het ontwerp is hier evident, opvallend is de fraaie afwerking in de openbare ruimte, maar de vraag is natuurlijk wel hoe betaalbaar is het wonen in deze wijk? De Jonge vroeg zich hardop af de vraag of we ook in staat zijn wijken voor mensen met kleinere beurzen kwalitatief hoogwaardig in te richten.
Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving Wouter Veldhuis benoemde in dit verband de waarde van een sterk bestuur als belangrijke voorwaarde voor het borgen van ruimtelijke kwaliteit bij woningbouwontwikkelingen. Veldhuis: “In Zwolle bouwt het ene college voort op wat voorgangers hebben gedaan. Dat zie je niet vaak, maar het is wel belangrijk bij de grote opgaven, want die voer je niet binnen een jaar uit. Die hebben baat bij langetermijndenken wil je ze kwalitatief ten uitvoer brengen. Ook voor het regelen van de kwaliteit van woningen voor mensen met een smalle beurs.”
Leiderschap nodig
Ook klonk in Zwolle een vlammend betoog van Doesjka Majdandzic, gemeentelijk stedenbouwer van project Spoorzone, over het grote belang van een nieuwe bouwcultuur. Volgens haar zijn biobased en natuurinclusief bouwen een essentieel onderdeel van deze cultuur. Samen met het College van Rijksadviseurs schreef de gemeente Zwolle vanuit deze beginselen een prijsvraag uit voor een multifunctioneel gebouw op de Veemarkt. Veldhuis: “Bestuurders op lokaal niveau zijn vaak wat te bescheiden. Ze nemen vaak te weinig de verantwoordelijkheid voor het toevoegen van kwaliteit. Dit belangrijke aspect voor algemene ruimtelijke kwaliteit wordt zoiets te makkelijk terzijde geschoven. Dit tot ergernis van de vakgemeenschap”.
Ecoloog Louise Vet beaamde dat: “Je hebt leiderschap nodig, zeker bij een lang proces.” Maar dat blijkt vaak best lastig om te organiseren. Zeker bij een burgerinitiatief waar het pionieren vaak gepaard gaat met veel en langdurig geploeter bij juridische en ambtelijke loketten. De kans dat ‘leiders’ gefrustreerd raken of voortijdig afhaken is dan levensgroot. Over de noodzakelijke lange adem beschikt dus zeker niet iedereen.
Jannemarie de Jonge, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving: “In Brabant bedacht men voor projecten die spaak dreigen te lopen op juridisch taaie processen een mooie oplossing: de meerwaarde-commissie’. Voor projecten die wel goed lijken, maar niet in huidige systemen passen, was een commissie ingesteld die als eerste opdracht had te kijken hoe die vernieuwende initiatieven toch verder geholpen konden worden. Een idee dat makkelijk te kopiëren is.”
Formeel versus informeel
Na een dag wandelen kwam Sandra van Assen tot de conclusie dat het vaak informele momenten zijn die leiden tot kwaliteit, zoals koffiedrinken of een dappere zet van ambtenaren. Volgens haar zit in de formele processen vaak veel te weinig energie en flexibiliteit. David van Zelm van Eldik van het kernteam MooiNL nuanceerde dat beeld: “Deze verzuchting komen we inderdaad vaak tegen in gesprekken met stakeholders, maar dezelfde partners geven tegelijkertijd ook aan dat ze behoefte hebben aan richtinggevende kaders vanuit de overheid. Kortom: een signaal dat ook het formele traject nodig is om verder te komen. ”
Hier drong zich dus een dilemma op in de zoektocht naar oplossingen voor een succesvolle aanpak en aansturing van processen voor ruimtelijke kwaliteit. Hebben we baat bij meer formele regels of juist aan minder? Schuilt het geheim in een betere toepassing van informele instrumenten? Die vragen spookten door de hoofden van de deelnemers. Wouter Veldhuis: “Ik denk dat er behoefte is aan het herdefiniëren van regels dan aan het vergroten van het aantal regels. Laten we waken voor het maken van plannen en beleid die te zeer in beton gegoten zijn.”
De gewenste wendbaarheid lijkt echter lastig realiseerbaar wanneer we vasthouden aan bestaande systematiek en richtlijnen. Het industriegebied Hessenpoort was hier onbedoeld een cynische illustratie van. Daar wordt immers ontwikkeld op basis van een ruim tien jaar oud bestemmingsplan. Rijst de vraag of een dergelijk, langdurend kader houdbaar is nu veel en ingrijpende transities zullen plaatsvinden. De praktijk leert dat voldoende uitvoeringskracht vereist is om ruimte en flexibiliteit te bieden aan de veranderingen en ingrepen waar we voor staan. Binnen het principe ‘water en bodem sturend’ zijn hier al talrijke voorbeelden van aan te wijzen. Vrije denker Lucas de Man merkte tijdens de wandeling op dat Vitruvius ook pleitte voor voldoende flexibiliteit in projecten, omdat de lokale omstandigheden in de tijd zo maar eens konden wijzigen.
De vezelhennep zit al in de grond
In Overijssel wordt momenteel een start gemaakt met het duurzaam en kwalitatief bouwen aan de toekomst. In Olst tekenden veel verschillende partijen – waaronder boeren, bouwers, gemeente, provincie en educatieve instellingen – een intentieverklaring om op korte én lange termijn zowel een gezonde landbouw- als bouwsector te realiseren. “De vezelhennep zit al in de grond”, vertelde een betrokken en enthousiaste boer. De ambitie is om op 1000 hectare landbouwgrond gewas te planten waarmee 3000 woningen kunnen worden gebouwd. De CO2 die daarmee vrijkomt zal op de markt worden gebracht en de opbrengst gaat terug naar de boeren. Dat biedt boeren een economische stimulans om over te stappen op andere teelten. Of het uiteindelijk zal leiden tot een leefomgeving van hoge kwaliteit is natuurlijk nog even de vraag.
Het perspectief biobased verbouwen sprak de minister erg aan: “Dit soort innovaties zijn belangrijk om de boeren ook een perspectief te bieden. De bouw kan zo een bijdrage leveren aan terugdringen van CO2.”
Waarna hij opriep om snel met dit soort innovatieve bouwwijzen door te pakken.
Kopiëren en herdefiniëren
De waarnemingen en analyses gedurende de wandeling leidden onder meer tot de vraag hoe goede voorbeelden snel(ler) navolging kunnen krijgen. Sommige deelnemers wezen daarbij op de noodzaak van het opschalen van goede initiatieven en ideeën. Pallas Agterberg, hoofd strategie bij Alliander, nuanceerde dit: “Het is een denkfout om steeds te streven naar schaalvergroting bij projecten. Groter is niet altijd zaligmakend”. Agterberg typeerde de term ‘opschalen’ als modieus. Het is daarentegen veel nuttiger om goede oplossingen uit andere landen en streken te kopiëren en hier toe te passen. De inzet moet daarbij zijn om dat kopiëren en inzetten steeds gemakkelijker te laten worden. Agterberg: “Goede regels kunnen daarbij helpen. Misschien is deze tactiek zelfs wel cruciaal willen we onze duurzaamheidsdoelstellingen überhaupt gaan halen.”
Kwaliteit: onderdeel van verdienmodel
Willen we de kwaliteit van de bezochte projecten ook elders terug gaan zien, dan is het tevens zaak om haast te maken met het herdefiniëren van bepaalde vaste patronen in economische modellen. Het breed waarderen van kwaliteit moet onderdeel worden van rekenmodellen. Naast financieel rendement dienen ook, onder meer, gezondheid en biodiversiteit een waarde te gaan vertegenwoordigen. Achterberg wees, als voorbeeld, naar de huidige generatie windmolens of zonnepanelen die niet recyclebaar zijn. “Windmolens en zonnepanelen leveren nu geld op, maar vertegenwoordigen na ruim 10 jaar geen waarde meer, ze zijn afgeschreven en worden beschouwd als afval. Deze manier van waarderen is niet houdbaar naar de toekomst..”
Wanneer de waarde van het niet afwentelen van problemen naar de volgende generatie in een verdienmodel wordt meegenomen, openbaart zich een heel andere winst- en verliesrekening. De noodzakelijke transitie strekt zich dus ook uit naar ons economische waardesysteem en is daarmee fundamenteel en ingrijpend. MooiNL-manager Gido ten Dolle: “Een dergelijke kanteling vraagt ook om een maatschappelijk debat over hoe we nu en in de toekomst willen leven. Daarom is een breed gevoerde dialoog onvermijdelijk, willen we begrip voor ruimtelijke kwaliteit verwerven.”
Ten Dolle, tevens gastheer tijdens deze Vitruvius-driedaagse, constateert dat mensen grote betrokkenheid voelen bij ruimtelijke kwaliteit. “Iedereen wil graag verliefd zijn op zijn plek, en met alle transities om ons heen, helpt het hen enorm als er richting en inspiratie komt hoe we veranderingen en nieuwe uitdagingen kunnen koppelen aan de ambitie om onze leefomgeving te verbeteren. Mooi Nederland wil hier graag in voorzien”.
Ook maakt de wandeling scherp duidelijk dat we hier niet te lang meer mee kunnen wachten. Net als de ruimte is tijd schaars. Wouter Veldhuis voegt toe: “Enkel doorpraten en naar veilige compromissen blijven zoeken is dus geen goed idee. We hebben wendbare plannen nodig voor een onvermijdelijke toekomst.” Het leidde alvast tot een mooie aanbeveling voor de Nota Ruimte: zorg dat die niet in beton gegoten wordt, maar voldoende ruimte biedt aan voortschrijdend inzicht.
In dit eerste deel van het reisverslag leest u over het hoe en waarom van Op pad met Vitruvius. In deel 2 doen we verslag van de oogst. In het derde en laatste deel zoomen we in op de specifieke Ruimtelijke Kwaliteit van de negen bezochte locaties in Overijssel en Flevoland. Eind juli verschijnt vervolgens het complete reisverslag in PDF-vorm op deze site.
Tekst: Marieke Berkers & JaapJanBerg
Fotografie: Marieke Kijk in de Vegte