Want in de kern gaat het om de waarde van voedsel, verstandig landgebruik, sociale gemeenschappen, betekenisvol platteland in een sterk verstedelijkte, prachtige, vruchtbare, maar kwetsbare delta. Als boosheid en wantrouwen overheersen, helpt het niet om nog een keer uit te leggen hoe het zit, of hoe het moet.
Daarom deel ik mijn zomerdroom met jullie. We moeten het nieuwsgierige denken weer aanzetten, tijd en vrije ruimte maken voor verbinding, verdieping en verbeelding.
Mijn telefoon ging, een onbekend nummer. Het was de koning! Of ik met spoed naar zijn werkpaleis wilde komen. Hij was die nacht wakker geschrokken door een akelige nachtmerrie. In het hele land hing de nationale driekleur ondersteboven. Zijn vlag, zijn volk, een noodsignaal. Hij begreep het maar al te goed. “De weersextremen nemen schrikbarend toe, we leven op te grote voet en zoals we het land nu gebruiken putten we de bodem steeds verder uit”, verzuchtte hij. In zijn milieu hoor je het land beter door te geven dan je het kreeg van je ouders. Hij zag helder in dat hij dit nu niet kon waarmaken. Actie was geboden, anders zou Amalia onherroepelijk geconfronteerd worden met volksopstanden als gevolg van gebrek aan voedsel, tekort aan grondstoffen en dan weer te veel, dan weer te weinig water.
Ik stamelde dat de kwestie mij ook uit mijn slaap hield, en dat ik stante pede naar hem toe kwam. In de koelte van de paleistuin zetten we ons gesprek voort. De koning bleek al een idee te hebben. “Wie de Jeugd heeft, heeft de Toekomst”, zei hij. “Ga met jonge mensen plannen maken voor ons land, het is tenslotte hun toekomst, hun belang. Dan ga ik met de regering regelen dat er een grote zak met geld komt om dat uit te voeren.” Ik hapte gretig toe, jeugd geeft me energie en wijst me op mijn stokpaardjes en versleten theorieën.
De sleutel ligt bij bodem en water
Met hulp uit het hele land stelde ik een enthousiaste en diverse groep samen. Belangrijkste criterium: nieuwsgierig naar de ander en kennis van zaken. Doeners en denkers, realisten en idealisten, tekenaars en rekenaars. Ik kon hen inmiddels melden dat er 24 miljard euro beschikbaar was gesteld. “Wow, dat is wel 2500 euro per belastingbetaler! Dan kunnen we maar beter echt goede plannen maken, voordat het geld naar achterhaalde formules gaat” zei een kiene rekenaar met duidelijk leiderschapskwaliteiten. De tekenaars waren al op hun laptops bezig om kaarten en data tevoorschijn te toveren als basis onder de plannen. Een van de denkers maande tot bezinning, want er was eerst een leidend idee nodig. Al snel kwam als motto naar voren: genoeg gezond eten en drinken voor iedereen! Een idealist sputterde nog even, maar dat werd opgelost door ‘iedereen’ te definiëren als mensen, planten en dieren.
De realisten namen vervolgens het voortouw. “De sleutel ligt bij bodem en water; een levende bodem werkt bufferend bij te veel of te weinig water en kan CO2 opslaan, dat is goed voor het klimaat. Dat heeft de hoogste prioriteit want anders is er straks helemaal geen ‘iedereen’ meer. We moeten ook kunstmest afbouwen want grondstoffen zoals fosfaat raken op. Dus hoe werken we aan bodemvruchtbaarheid?” Een breed palet aan oplossingsrichtingen kwam op tafel: de van nature rijke bodems in onze delta goed beheren en benutten, kringloopbeheer rond compost en mest, van binnen én buiten de landbouw, inzet van robots, drones, GPS, precisietechnologie, niet of minder diep ploegen, meer diversiteit in gewassen met ook meerjarige en houtige gewassen voor diepere beworteling, enzovoort, enzovoort. Kennis over kringlooplandbouw was volop aanwezig en had alle geitenwollensokkerigheid van zich afgeschud. Mijn compliment daarover werd beantwoord met een nuchter en verbaasd “maar dat is toch gewoon je boerenverstand gebruiken? Intelligent met de natuurlijke processen meewerken zorgt voor gezonde planten en dieren zodat ook minder bestrijdings- en geneesmiddelen nodig zijn. Die kant moeten we van Brussel toch al op.”
De denkers constateerden dat voedselproductie volgens kringloopprincipes overall wel tot minder opbrengst zal leiden dan we nu gewend zijn. Maar ook dat werd snel opgelost. “Als we het uitgangspunt van ’genoeg én gezond voedsel’ serieus nemen, hebben we voldoende grond”, zo hield een rekenaar de groep voor. “Het is weinig efficiënt om goede landbouwgrond voor diervoeders te gebruiken, en minder vlees eten is ook gezonder. En dat is hard nodig want de zorgkosten rijzen de pan uit. Dat kunnen wij niet meer opbrengen voor al die oude mensen.” Waarop een ander toevoegde: “Meer peulvruchten dus, dat bindt stikstof uit de lucht waar de bodem weer beter van wordt.”
Een opmerkelijk geluid kwam van een ondernemende varkenshouder-in-spe. Hij leek zijn eigen ruiten in te gooien door te zeggen dat veel grootschalige mesterijen domweg op de verkeerde plek zitten. “Ik weet het, over dit taboe spreken we niet. Maar net als voor glastuinbouw is het platteland ook niet optimaal voor hightech vleesproductie. Als Nederland daarop echt toonaangevend wil zijn, moeten we die historische vergissing nu rechtzetten. Varkens en kippen zijn de restverwerkers van de voedingsmiddelenindustrie. We moeten de gesloten veehouderij niet alleen saneren, maar ook opnieuw ontwerpen, onderdelen van de keten verstandig clusteren en zoals vanaf 2023 gaat gelden huisvesting maken die ruimte biedt voor natuurlijk dierengedrag. Dit ontkennen is uitstel van executie. We kunnen de plattelandswegen niet langer overbelasten en met dieren blijven slepen. Produceer op logische plekken, maak een kringloopparken bij havens en infrastructuur, en regel daar ook de mestverwerking, slacht en alles wat erbij hoort.”
De groep werd steeds enthousiaster. De boekhouding ging flink over de kop. Het gemengde bedrijf werd opnieuw uitgevonden, maar nu op de schaal van een gebied. Inkomen kwam niet alleen uit voedsel, maar ook uit reststromen, energie, bouwmateriaal. Met structurele aanvulling voor allerlei bijdragen aan bodem, water, klimaat en landschap, wat zo hard nodig is. Nieuwe pachtformules werden uitgedacht om eindelijk verlost te zijn van torenhoge hypotheken. Risicospreiding en meer autonomie zou tot veel minder kopzorg leiden. Bedrijfsopvolging werd zowaar aantrekkelijk en er kwamen ook kansen voor nieuwe intreders.
Opvallend vaak klonk het woord solidariteit, in de keten, tussen boeren en burgers, tussen stoppende ondernemers en starters of omschakelaars, tussen nu en later, of tussen hier en elders op de wereld.
De idealisten spraken over transparante ketens, gebiedscoöperaties en moderne varianten op de aloude commons. Ze vonden de doeners aan hun zijde die als geen ander begrepen dat een aanpak per bedrijf geen enkele kans van slagen had, dat je elkaar nodig hebt om de kringloop rond te krijgen. Ook de denkers beaamden dat een systeemverandering nu eenmaal om een systeembenadering vraagt. Opvallend vaak klonk het woord solidariteit, in de keten, tussen boeren en burgers, tussen stoppende ondernemers en starters of omschakelaars, tussen nu en later, of tussen hier en elders op de wereld.
De tekenaars gingen de uitdaging aan om alle ingrediënten slim te combineren. Het mes van de kringloopparken sneed aan twee kanten. De intensieve veehouderij werd logisch onderdeel van innovatieve circulaire voedingsindustrie en was verlost van hun slechte imago. Op het platteland ontstond milieuruimte voor de bodemgebonden landbouw die zoveel meer te bieden heeft dan voedsel: een aantrekkelijk, klimaatrobuust landschap waar het gezond leven is. Voor alles en iedereen.
En centraal in de prent, daar waar de stad harmonieus overging in het landschap, wapperde de nationale driekleur weer als vanouds: rood-wit-blauw.
Met een blij gevoel werd ik wakker. ‘Dromen zijn bedrog’ ging het even door me heen. Zoals altijd streden de realist en de idealist, de tekenaar en de rekenaar, de denker en de doener in mij. In mijn droom had ik ze samen aan het werk gezien, een glimp van een wenkend perspectief, gefundeerd in vertrouwen in de veerkracht van mensen, planten en dieren. En vertrouwen in de jeugd, die recht heeft op hun toekomst.